Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet tot regeling pensioenen voor de reserve-adjudanten-onderofficier van de landmacht

 

Artikel 3
Het bepaalde bij artikel 1 dezer wet wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 Januari 1920, terwijl de pensioenen, welke in het tijdvak van 1 Januari 1918 tot 1 Januari 1920 zijn verleend aan reserve-adjudanten-onderofficier, als waarvan in gemeld artikel sprake is, te rekenen van laatstgenoemden datum zullen worden herzien aan de hand van de in artikel 1 genoemde wet, voor zoover zulks voor de belanghebbenden voordeelig zal blijken te zijn.
Het bepaalde bij artikel 2 wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 Juli 1922.
Aan de weduwen en weezen van reserve-adjudanten-onderofficier, als in artikel 1 bedoeld, - voor zoover die militairen zijn overleden in het tijdvak van 1 Januari 1920 tot 1 Juli 1922 - wordt, te rekenen van laatstgemelden datum, pensioen toegekend naar de bepalingen der Militaire Weduwenwet 1922 en ten laste van het in artikel 1 dier wet genoemde fonds, berekend naar den pensioensgrondslag, welke voor de overledenen zou hebben gegolden, indien zij op den datum van overlijden waren gepensionneerd op grond van de Pensioenwet voor de Landmacht (Staatsblad 1922, n°. 66), ongeacht of zij al dan niet deelgenoot waren van het voormalige weduwen- en weezenfonds voor militairen en gepensionneerde militairen van de landmacht.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te Rydal Hall, Ambleside, den 2den Juli 1923.
wilhelmina
De Minister van Oorlog,
Van Dijk.
De Minister van Financiën,
De Geer.
Uitgegeven den zestienden Juli 1923.
De Minister van Justitie,
heemskerk


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •